Ik kom uit een gezin waarin sport weinig tot geen aanzien had. Mijn moeder tenniste, mijn vader heb ik nooit op enige sportactiviteit kunnen betrappen. Op school was gymnastiek iets wat me slechts afkeer inboezemde en als de toestellen werden neergezet, touw, paard of wandrek, dan kon ik alleen maar hopen dat ik zonder blessures de les zou overleven. Ik leefde met en in mijn hoofd. ‘Hollen was voor de dommen’ en het lichaam diende er in mijn optiek hooguit toe dat deze het hoofd draagt.
Zo’n jongen was ik, maar de jongen werd ouder. Ik vond het al heel wat dat ik met roken wist te stoppen. Ik was toen 43, tenniste wel eens, maar dat was alles. En toen mijn ongetrainde lichaam met een zweepslag het tenniscourt moest verlaten, was dat ook meteen het einde van iedere lichaamsoefening.
No products in the cart.